DeutschEAUTARCIEEnglishEAUTARCIEEspañolEAUTARCIEFrançaisEAUTARCIEItalianoEAUTARCIE MagyarEAUTARCIENederlandsEAUTARCIE
Eautarcie - Joseph Országh Site d'information basé sur les travaux de Joseph Országh Site d'information basé sur les travaux de Joseph Országh
Eautarcie EAUTARCIE Eautarcie- Joseph Országh
HomepageInleidingEcologische afwateringRegenwater opvangenZuivering van grijs waterWaterloze toilettenEAUTARCIE wereldwijdHet gezamenlijke beheer van water en biomassaBezinningen over waterbeleidSitemap EAUTARCIE, Duurzaam waterbeheer voor de wereld
Waterloze toiletten
Een waterloos toilet gebruiken

De moeilijke relatie met onze ontlasting

Strontcultuur – De Heilige Stront

Altijd weer uitvluchten

Drie generaties waterloze toiletten

Gebruiksaanwijzing voor het BST
De chemische samenstelling van stoelmest
Stoelmest composteren
Het BST in de handel

«Aldus sprak de heilige:
Alle vuil in het koninkrijk aanvaarden,
maakt je heer en meester van de bodem en het graan.»

Lao-Tseu, Tao-Tö king 78e hoofdstuk

Eerste publicatie van de tekst in het Frans op de huidige pagina op www.eautarcie.com: 2003

Aanpassing van de originele tekst en eerste publicatie van de huidige pagina op www.eautarcie.org: 2012-03-19

Bijgewerkt: 2012-03-19

Het composteren van de menselijke ontlasting

Correcte compostering is de enige echte techniek voor het duurzaam beheer van de landbouwproductie waar je niet omheen kunt. Gezien de groei van de wereldbevolking zal de veralgemening of de marginalisering van deze techniek bepalend zijn voor onze kansen om op deze planeet te overleven. Het gebruik van gecomposteerde menselijke mest zal tot de technieken van de toekomst behoren. Gezien de voortdurende aftakeling van onze landbouwgronden, zullen onze kinderen met een beschuldigende vinger in onze richting wijzen omdat het zo lang geduurd heeft vooraleer wij hebben ingezien dat het zuiveren van zwart water een niet vol te houden systeem vormt. Het spoeltoilet en het bijbehorende «alles-in-het-riool»-systeem heeft zijn tijd gehad. Een duurzaam beheer van ons leefmilieu vereist dat we deze bladzijde omdraaien en ons gaan richten op preventietechnieken die de problemen bij de bron aanpakken.

Diegenen die ervoor gekozen hebben om het biogestuurde strooiseltoilet (BST) te gebruiken, zijn op de goede weg naar een duurzame wereld. Aangezien de samenleving de selectieve ophaling en de collectieve compostering van menselijke mest weigert te overwegen, moeten individuen het heft in handen nemen. Diegenen die al hun tuin- en/of keukenafval composteren zullen daarbij weinig aanpassingsproblemen ondervinden. Het composteren van het BST-effluent vraagt maar een weinig extra werk. De anderen moeten de beginselen van deze techniek leren die, volgens sommigen, iets weg heeft van een kunst. We hebben niet de pretentie dat wij de plaats zouden willen innemen van de uitstekende werken die over dit onderwerp uitgegeven werden, in het bijzonder door de vereniging Nature & Progrès [1]. Wij houden het bij enkele aanwijzingen, vooral dan in verband met de specifieke aard van de compostering van ontlasting.

[1]
Voor de verkoop via post, zich richten naar Carole Bovy, tel.: 0032.81.32.30.51 ; E-mail: natpro.librairie@skynet.be

De elementaire regels voor een goede compostering

Het doel van composteren is de introductie van plantaardige en dierlijke biomassa in het humusvormingsproces. Humus is «het bruine goud van de aarde». Zonder humus gaan we met rasse schreden richting verdwijning van vruchtbare grond en richting verwoestijning verwoestijning. Dit zal bijgevolg leiden tot klimaatveranderingen en steeds ernstiger wordende waterschaarste. Het omgekeerde van vorige bewering is gelukkig ook waar [2]: het herstel van het humusgehalte maakt de bodem weer vruchtbaar, wijzigt het klimaat en brengt de waterspiegel van een gebied weer op peil. Waterproblemen lossen zichzelf aldus op zonder dat men op een andere manier moet tussenkomen. Humus is immers in staat 50 maal zijn gewicht aan water op te slaan. De aanwezigheid van humus maakt dat zandgrond beter water vasthoudt, terwijl compacte kleigrond er kruimeliger door wordt [3].

[2]
Op voorwaarde dat men er op tijd mee begint. Als de vruchtbare laag door erosie verdwenen is, wordt herstel echt problematisch.
[3]
Om de intieme band tussen humus en het leven van de mens ten volle te begrijpen, lees het boek van André Birre, L’humus, richesse et santé de la terre (Humus, rijkdom en gezondheid van de bodem). Uitg. La Maison Rustique. (beschikbaar in de bibliotheek van Nature & Progrès). Het lezen van dit boek maakt duidelijk dat de geschiedenis van de mensheid gebaseerd is op de geschiedenis van humus. Daar waar humus verdwijnt, moet de mens vertrekken. Migratie van volkeren en het merendeel van bloedige oorlogen vinden hun oorsprong in de uitputting van bodems. Het lot van een beschaving hangt op lange termijn af van het humusgehalte van de bodem die de mensen voedt.

Humus is een organische stof, samengesteld uit grote moleculen (humuszuren) waarvan de elementen [4] aanwezig zijn in plantaardige en dierlijke biomassa. De plantaardige biomassa levert het koolstofhoudende «skelet», terwijl de dierlijke biomassa de eiwitrijke «delen» levert die stikstof en fosfor aanbrengen. Het geheel is «gekruid» met minerale zouten. De bodem met zijn klei-, kalk- en zanddeeltjes dient als drager waarop zich, na synthese, de humuszuurmoleculen vasthechten, waardoor het zogenaamde «klei-humuscomplex» gevormd wordt. Dit is de laatste faze in het vastleggingsproces van humus, waarvan men zegt dat hij op dat moment «stabiel» is.

Lees in dit verband de paragraaf over Het belang van humus in het hoofdstuk gewijd aan aspecten van ecologisch sanitair beheer.

[4]
Het woord «element» betekent hier niet de chemische elementen zoals die in de tabel van Mendeljev te vinden zijn, maar wordt gebruikt om de sequenties van macromoleculen aan te duiden met een zeer groot koolstofhoudend skelet op moleculaire schaal. De plantaardige cellulose (die zich in strooisel bevindt) vormt op die manier een drager voor de synthese van humuszuren. Zonder deze drager ontbinden de grote stikstofhoudende moleculen in de ontlasting zich in koolstofdioxide (zeker in een aëroob milieu), in methaan (in anaëroob milieu) en in water. Hun stikstofelement zal uiteenvallen in ammoniumionen, nitrieten en nitraten. Dat is de reden waarom er geen humusvorming meer plaats vindt van zodra men zijn ontlasting in water loost. De stikstof mineraliseert en werkt vervuilend voor het water. De zuivering van stikstofhoudende organische verbindingen vormt een ernstige aanslag op de biosfeer.

De eerste gouden regel

De eerste gouden regel vloeit voort uit voorgaande vaststellingen : De compostering vindt plaats in direct en intiem contact met de bodem. Het zeer ingewikkelde biologische proces voltrekt zich dankzij de microscopische en macroscopische fauna die van nature in de bodem leeft. Deze organismen verblijven gedurende hun levenscyclus deels in de bodem en deels in de compost die zich erboven bevindt. Er is dus een voortdurende uitwisseling tussen de twee. Compostering op een betonvlakte of in een plastieken bak ontneemt de composterende massa deze onmisbare uitwisseling [5].

[5]
Dus geen gesloten bakken gebruiken, aub. Bovendien is compost nooit bedekt met plastiekfolie en wordt er ook niet in een gat gecomposteerd. Deze technieken ontnemen aan de composterende massa de aërobe fauna van de bodem en de lucht. De organische stof gaat in die omstandigheden rotten in plaats van zich om te vormen tot humus, met alle onaangename geuren vandien.

De tweede gouden regel

Er moet een evenwicht zijn tussen de plantaardige en de dierlijke component. Vanuit wetenschappelijk oogpunt moet de koolstof/stikstof-verhouding (C/N) aan het begin van de compostering ongeveer 60 zijn. In de loop van de compostering zakt deze verhouding gaandeweg en stabiliseert zich op 14. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om de C/N te meten, maar dat is ook niet per se nodig. Als men eenmaal de kunst van het composteren onder de knie heeft, dan «voelt» men perfect datgene aan wat wetenschappers met hun instrumenten meten.

Als compost te weinig dierlijk materiaal bevat, gaat het proces erg traag. De afbraak van dode bladeren kan twee jaar duren zonder toevoeging van ontlasting. Plantenstengels blijven intact en de compost heeft de neiging om uit te drogen. Bij een overdaad aan ontlasting of mest ruikt de compost slecht. Bij het omzetten, zelfs na meerdere maanden, komt er een ammoniakgeur vrij. Hij heeft de neiging om vochtig en compact te worden. Er is geen sprake meer van compostering, maar van verrotting. Dit komt vaak voor wanneer men keukenresten probeert te composteren in een plastieken bak.

De derde gouden regel

Zorg voor een evenwichtig vochtgehalte in de compost. Goede compost is niet te nat, en ook niet te droog. Bij het opzetten van de composthoop is het vrij eenvoudig om er de vochtigheidsgraad van te bepalen. Als men zijn voet op de compost zet, en de schoen of de laars maakt een zuigend of klevend geluid aan de zool, dan is de te composteren massa te vochtig. Een te vochtige compost zakt ineen en wordt samengedrukt. Dit leidt gegarandeerd tot stank door verrotting. De aanwezigheid van pissebedden in groten getale daarentegen wijst erop dat de compostmassa te droog is.

Aan een te vochtige compost voegt men stro, plantenstengels of zelfs takjes toe. Op die manier komt er ook lucht in de hoop. Denk eraan dat composteren in de eerste plaats een aëroob proces is.

Als de compost te droog is, controleer dan of er niet te weinig dierlijk materiaal, doorgaans zeer vochtig, in aanwezig is. Een teveel aan takken (haagscheersel, snoeihout) maakt de compost zeer droog. Over het algemeen herstelt de toevoeging van het effluent van het BST zeer snel het evenwicht. Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer men te veel houtkrullen in het toilet gebruikt. In het zeldzame geval dat de massa te droog is bij het opzetten van de composthoop, kan men wat begieten, zonder evenwel te overdrijven [6].

[6]
Dit is geen beschrijving van de methode van Jean Pain. Het composteren van houtig materiaal is een andere interessante techniek voor het herstel van zwaar beschadigde ecosystemen. Lees in dit verband het boek Un autre jardin (een andere tuin) van Jean Pain, uitgegeven door de auteur. Inlichtingen: Comité Jean Pain vzw, Hof ter Winkelen, B-1840 LONDERZEEL, België. Lees ook het boek van Frederik Vandenbrande Sous l'arbre de vie (Onder de levensboom), uitgegeven door het Comité Jean Pain.

De vierde gouden regel

De duur van het composteringsproces is eveneens van kapitaal belang. Het composteren hoort bij de jaarlijks terugkerende cycli van het tuinieren. Haast en spoed zijn hier niet op hun plaats. Compost willen maken op drie maanden tijd met behulp van versnellers getuigt van een gebrek aan wijsheid [7]. In een gematigd klimaat vereist een correcte compostering van een evenwichtig geheel van plantaardig en dierlijk materiaal, waar ook ontlasting bij hoort, een rijpingsperiode van twee jaar vooraleer de compost echt klaar is voor gebruik [8].

[7]
De situatie ligt wel wat anders in het geval van collectieve compostering, omdat daar naast de verwerkingstijd ook de ingenomen oppervlakte in rekening gebracht moet worden. In zo’n geval kan men het gebruik van versnellers of zelfs van compostering in kassen wél overwegen.
[8]
Ter vergelijking : compostering duurt in de tropen 3 maanden, tegenover 2 jaar in gematigde streken zoals bij ons in België, en ongetwijfeld duurt het in meer noordelijke gebieden nog langer. Men past dus best het ritme van het compostgebruik aan het natuurlijke ritme van de streek aan. Het lijdt geen twijfel dat het altijd wel mogelijk is om het proces te versnellen, door het gebruik van versnellers of door compostering in een kas bijvoorbeeld, maar waarom ? Eenmaal het systeem op gang getrokken is, zal compost die je drie jaar eerder maakte ieder jaar opnieuw beschikbaar zijn. We moeten onszelf ervoor behoeden de natuurlijke processen al te zeer te willen sturen, omdat er altijd kans bestaat op onvoorziene problemen.

Het composteren van ontlasting

Het composteren van ontlasting verloopt in twee fazen.

Eerste fase : de compostbak

Om te beginnen installeert men ergens in een hoek van de tuin – niet te ver van de woning – een compostbak , met een oppervlakte van ongeveer 1 m² per persoon, die men kan afsluiten met behulp van een kippendraad (een metalen draad die gebruikt wordt om pleintjes mee te omheinen). Men ziet er best op toe dat er een voldoende grote doorgang voor een kruiwagen voorzien wordt. Vóór men er materiaal begint te deponeren, moet de bodem van de compostbak eerst gespit en geharkt worden. Kies voor de compostbak bij voorkeur een plaats in de schaduw. Om schaduw te creëren zijn vlierstruiken en notenbomen heel geschikt.

In de compostbak werpt men het hele jaar door alles wat gecomposteerd kan worden: tuin- en keukenresten, effluent uit het BST.

Eerst wordt de lege compostbak gespit en geharkt, vooraleer de nieuwe te composteren materialen kunnen aangebracht worden. Als er een surplus is aan BST-effluent, brengt men eerst een laag stro aan van een 20 à 30 cm dik.

Na elke lediging van de inhoud van de BST-emmer, bedekt men best de inhoud van de compostbak met een beetje grasmaaisel, stro, verwijderd onkruid of dode bladeren compost bin [9], enz. De emmer wordt gespoeld en opnieuw in gebruik genomen.

[9]
Wij gebruiken dode bladeren en versnipperd snoeihout van fruitbomen en haagscheersel om ons strooisel te maken met behulp van een versnipperaar. Na versnippering moet men de massa drogen. Dit strooisel houdt geuren beter onder controle dan houtkrullen. Het strooisel kan worden opgeslagen in een serre, een schuur of een tuinhok.

Op het eind van een jaar is de compostbak volledig vol. Op dat moment kan men overgaan, bij voorkeur in de herfst of aan het begin van de winter, tot het vormen van de composthoop.

Tweede faze : de composthoop

De compostbak wordt uitgeschept en op een vooraf gespitte en geharkte plek naast de bak laag per laag opgehoopt in de vorm van een dak. De hoop is ongeveer 1,3 m breed aan de basis en heeft een hoogte van 1 à 1,2 m. De lengte wordt bepaald door de hoeveelheid te composteren massa.

Onderaan komt de meest verse massa. Het is zelfs interessant om de hoop te beginnen met een bed van takjes en stro. Dat is immers onmisbaar voor een goede beluchting. Bovenaan komt de oudste en meest compacte massa. Na elke laag wordt bestrooid met basaltmeel en lithothamnium. Men mag er ook een handvol houtas bij doen, maar geen kalk. Als de compost gebruikt wordt voor de aspergeteelt, voeg er dan een beetje aangemaakt gips aan toe.

De vers opgezette composthoop kan men bestrooien met een dun laagje turf. Dat is ook het moment om biodynamische preparaten toe te voegen indien men van deze techniek gebruik maakt [10].

[10]
Voor biodynamici heeft stoelmest, ondanks zijn bemestend vermogen, een gebrek aan dynamiek. Dat heeft met de menselijke aard te maken die voor het ontstaan van zijn bewustzijn extra krachten uit voeding put in vergelijking met dieren. Om het evenwicht te herstellen in de compost en er de dynamiek van de koe in over te dragen, voegt men er één of twee emmers verse koemest aan toe, bij voorkeur afkomstig van een biodynamische boerderij. Het gaat dus niet zozeer om hoeveelheden, maar om dynamische informatie die overgedragen moet worden. De preparaten vormen opmerkelijke biokatalysatoren die het composteren in optimale banen leiden. Deze preparaten hebben echter maar een beperkt nut voor diegenen die hun tuin niet volgens de biodynamische kalender bewerken.

Tot slot bedekt men de hoop met een laag stro van 20 cm dik. Biodynamici zullen op dat moment het preparaat «valeriaan» op de hoop verstuiven. Men legt het best enkele stevige takken op het stro, zodat het niet uiteengescharreld wordt door vogels die er regenwormen in zullen gaan zoeken.

De composthoop wordt gedurende een jaar met rust gelaten. Het volume zal in die tijd met meer dan 50% afnemen, de strobedekking zal gedeeltelijk verteerd zijn. Vooraleer de compostbak opnieuw te ledigen, brengt men best eerst de vorige hoop tot bij de moestuin. De rijpe en kruimelige compost heeft een bruinachtige kleur en ruikt naar aarde. Hij is klaar om opengestrooid te worden over de percelen van de moestuin. Het uitspreiden doet men best voor de winter. Een deel van de compost blijft opgeslagen, bedekt met een laag stro, tot na de winter voor het zaaien en voor aanplantingen.

Wat doen indien men niet wil of kan composteren

Oudere mensen hebben het vaak moeilijk om de compostbak te ledigen en er een hoop mee te maken. Een mestvork hanteren zal misschien ook niet bij iedereen in de smaak vallen.

In dat geval kan men een klein perceel van enkele m² in de tuin voorbehouden om er de inhoud van de emmer op de grond uit te gieten in een laag van 15 à 20 cm. Om deze plaats met gebruikt toiletpapier aan het zicht van de buren te onttrekken, kan men de uitgegoten emmerinhoud afdekken met wat plantaardig materiaal: dode bladeren, grasmaaisel, verwijderde planten, of in de winter met een beetje stro. Sommigen dekken af met goed bevochtigd verpakkingskarton. Dat is ook doeltreffend, maar niet zo esthetisch. Het is wel de meest ecologische manier om dit soort afval te verwerken. Tijdens het «verteringsproces» door de bodem worden de drukinkten volledig afgebroken in enkele maanden tijd. Let er wel op dat je metalen nietjes en plastiek eerst verwijdert.

Wat men op de bodem heeft uitgekipt, stimuleert op een verbazingwekkende manier het bodemleven. Vele regenwormen komen tevoorschijn en vormen onze ontlasting om tot kostbare humus. Dit is trouwens de meest eenvoudige en doeltreffende manier om vervuilde braakliggende industriegronden te saneren, maar ook om verarmde en steriele grond (zoals bijvoorbeeld ophogingen) te herstellen.

Nadat men dit systeem enkele jaren heeft toegepast, verandert :

Dankzij zijn strooiseltoilet kan iedereen dus om het even waar een bloeiende tuin creëren, zelfs zonder composteren.

De methode kan eveneens gebruikt worden tijdens scoutskampen in plaats van de beruchte en zeer vervuilende «kamplatrines». Het effluent van de BST’s deponeert men dus in een afgelegen hoek weg van bos of veld, en bedekt men met dode bladeren of plantenresten. Om te verhinderen dat men er zou overheen lopen, kan men er bijvoorbeeld een aantal grote gesnoeide takken op leggen.

Gangbare opvattingen omtrent het gebruik van menselijke mest voor landbouwdoeleinden

Tijdens conversaties met het publiek, ben ik al vaak geconfronteerd geweest met de bezorgdheid omtrent de sanitaire gevaren die het gebruik van mesthoudende compost in de moestuin kan inhouden. Nochtans heeft men geen moeite met dezelfde ziektekiemen uit stalmest of aal, die wijdverspreid op onze gronden worden gebruikt, en evenmin met de vaak voorkomende praktijk van uitspreiding van modder en slib uit septische putten.

Het grote publiek beseft vaak niet dat hun groenten in veel gevallen afkomstig zijn van gronden die bemest werden met slib uit septische putten. Dit slib bevat heel wat meer beruchte ziektekiemen dan onze gecomposteerde stoelmest. Er zitten bovendien eieren van darmparasieten in die niet in de compost voorkomen [11]. Het uitspreiden van slib uit septische putten wordt niet alleen gedoogd, het wordt zelfs aangemoedigd door de overheid. Er bestaan heel wat erkende putruimers.

[11]
Na 18 maanden aërobe compostering, verdwijnen de eieren van darmparasieten. Dat is echter helemaal niet zo in een zuiveringsstation waar het zwart water enkele uren verblijft. De darmparasieten en hun eieren worden in de natuur gedropt samen met het gezuiverde water (en komen terecht in zwemwater, met inbegrip van de zee) en met het zuiveringsslib dat op teeltgronden wordt uitgespreid. Zwemmen aan de kust houdt veel meer risico’s in (als die er al zijn…) dan het nemen van een bad in gefilterd regenwater. De gangbare idee over bacterieel besmettingsgevaar is hardnekkig…

Wanneer men niet op de juiste manier composteert, is de ongerustheid omtrent darmparasieten [12] wel gedeeltelijk gegrond. Om die reden ook wordt de normale composteertijd van een jaar met een jaar verlengd. Tijdens de tweede fase van de compostering zullen de eieren van darmparasieten uiteindelijk verdwijnen. Gedurende deze fase wordt de compostmassa immers bijna letterlijk door een netwerk van mycelium «doornaaid». Deze microscopische schimmels vormen een heus antibioticum dat alle ziekteverwekkende bacteriën uitschakelt, maar ze verschijnen pas op het einde van het tweede jaar.

[12]
Het echte gevaar met betrekking tot darmparasieten komt van de uitspreiding van zuiveringsslib op landbouwgronden. Om dezelfde redenen vormt het gezuiverd water dat stations verlaat een permanent risico voor zwemwater, met inbegrip van zeestranden, dicht bij riviermondingen of lozingsplaatsen van gezuiverd water. In landen met een droog klimaat, waar men gezuiverd water gebruikt voor de bevloeiing van velden, stelt men vast dat darmparasieten een plaatselijk algemeen voorkomend verschijnsel zijn. Die gevaren verdwijnen van zodra men het spoeltoilet achterwege laat. Gezuiverd grijs water vormt immers geen sanitair risico. Door het afschaffen van het spoeltoilet bespaart men bovendien ongeveer 25% op het huishoudelijk verbruik van drinkwater. Dit water wordt op die manier beschikbaar voor de bevloeiing van velden. Jammer genoeg weigeren de «wereldvermaarde deskundigen» categoriek deze logica die milieuvervuiling preventief bestrijdt, over te nemen.

We moeten het ook eens hebben over het syndroom van de Chinese keizer. Het verhaal gaat dat Chinese keizers, in tegenstelling tot hun onderdanen, geen voedsel tot zich namen dat was geoogst op gronden die werden bemest met menselijke ontlasting. Ook haalt men vaak aan dat herkauwers geen gras eten dat groeit op hun uitwerpselen. De weigerachtigheid om menselijke mest te gebruiken is eigenlijk van psychologische en culturele aard, net zoals de vrees voor bacteriële besmetting. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat:

Het lijdt absoluut geen twijfel dat niet-gecomposteerde ontlasting een groot aantal ziektekiemen in ons voedselproductiemilieu binnenbrengt (net zoals dat ook het geval is met gier, met slib uit septische putten en met zuiveringsslib die tegenwoordig op grote schaal worden uitgespreid, maar waar diegenen die zich met gezondheid en hygiëne bezighouden zich blijkbaar helemaal geen zorgen over maken). Het gebruik van gecomposteerde mest uit een strooiseltoilet daarentegen heeft deze nadelen niet. Het gehalte aan ziekteverwekkende bacteriën in dit soort compost is beduidend lager dan in slib uit septische putten of uit gier van rundvee. De angst voor de hantering en de bediening van menselijke mest heeft geen enkele objectieve basis [13] (zelfs als vindt men telkens wel weer een of andere rechtvaardiging). Hij is een louter culturele en psychologische kwestie.

[13]
Deze kwestie is het onderwerp geweest van een epidemiologische studie – besteld door het Waalse Gewest – van Doctor D'Hoore van de Katholieke Universiteit van Leuven (Ref.: William D'Hoore, Etude du risque sanitaire du système de toilette à litière biomaîtrisée (Studie van de sanitaire risico’s van het systeem met biogestuurde strooiseltoiletten. School voor Openbare Gezondheid, KUL, maart 2000). De eindconclusie van de studie is formeel: gebruikers van het strooiseltoilet kregen niet meer te maken met ziekten te wijten aan fecale besmetting dan andere. Er werd zelfs waargenomen, zonder hieruit besluiten te trekken, dat het deel van de bevolking dat het strooiseltoilet gebruikte in een betere gezondheid verkeerde dan de spoeltoilet gebruikende groep. Indien het andersom was geweest, had men hieruit wellicht besloten dat het strooiseltoilet een gevaar voor de gezondheid was.

Het gebruik van gecomposteerde stoelmest verhoogt het vermogen van de bodem om water vast te houden en vermindert daardoor de behoefte aan bevloeiingswater. Iedere kg compost die chemische meststoffen vervangt, vermindert de vervuiling in de landbouw en ook de behoefte aan pesticiden.

Er moet op gehamerd worden dat het composteerproces al van in de BST-emmer begint. Men kan dus niet zomaar om het even wat men in de emmer doen.

Medicijngebruik en stoelmestcompost

Hoe zit het met de kwaliteit van de compost indien men medicatie tot zich neemt, meer bepaald antibiotica ? De ongerustheid hieromtrent betreft de kans dat men residuën van medicamenten in groenten terugvindt, of ook dat de antibiotica nefast zouden kunnen inwerken op de bacteriële fauna tijdens het composteerproces.

Vooreerst gebeurt het zelden dat de leden van een gezin het hele jaar door antibiotica slikken. De inname van dit geneesmiddel is tijdelijk, en daardoor zal de hoeveelheid binnen de totale compostmassa eerder gering zijn, temeer daar ook keuken- en tuinresten gecomposteerd worden.

In 1998 voerden we een interessant composteerexperiment uit op de Ferme Pilote de l'Institut Agricole van Ath (CARAH). Giermest die grote hoeveelheden antibiotica bevatte, afkomstig van een varkensbedrijf, werd gebruikt om er een lot houtsnippers mee te drenken, die op hun beurt afkomstig waren van afbraakwerven van oude huizen. Na enkele dagen doordrenking werd de composthoop opgezet. In het monster dat vooraf van de hoop werd genomen, wees een analyse door chromatografie in gastoestand op de aanwezigheid van een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan organische vervuilende stoffen: antibiotica, kleurstoffen, houtimpregneermiddelen, fungiciden, verfresten, enz.

In tegenstelling tot gemaakte voorspellingen werden de composteerbacteriën helemaal niet gedood door de antibiotica : na enkele dagen bedroeg de temperatuur in het hart van de composthoop meer dan 60°C. Na drie maanden werd een nieuwe analyse uitgevoerd op de compost. De organische vervuilers waren bijna volledig verdwenen: op het chromatogram zag men enkel nog wat «achtergrondruis». De concentratie aan vervuilers van verschillende aard zat aan de limiet van het detecteerbare met deze (toch wel vrij verregaand gevoelige) methode.

Opvallend was wel dat de zware metalen die aan het begin van de compostering aanwezig waren, ook in de compost bleven. Ons project – waarvoor ons financiële steun van zowel het Waalse Gewest als van de Europese Gemeenschap geweigerd werd – had als doel een composteermethode op punt te stellen die de aanwezige zware metalen biologisch onbeschikbaar, dus niet opneembaar zou maken voor planten. Dit had een eenvoudige, goedkope en doeltreffende methode kunnen worden om ongebruikte industriegronden en baggermodder van zwaarvervuilde kanalen en rivieren opnieuw gebruiksklaar te maken. De regionale en Europese besluitvormers hebben ons project afgewezen onder het voorwendsel dat «compostering geen nieuwe technologie» is. Zij kozen ervoor om projecten te financieren zoals het verwijderen van vervuilde grond, vervolgens transport per vrachtwagen naar een centrum voor uitloging met behulp van geconcentreerd zwavelzuur, neutralisering van de zuurrest, wassen van de uitgeloogde aarde in water en terugbrengen naar de plaats van herkomst (een ontzettend dure oplossing). Op de vraag wat ze dachten te doen met het overblijvende zwavelzuur waar nu ook de uitgeloogde vervuilende stoffen bij zaten, werd ons als antwoord gegeven dat «een andere onderneming er zich mee zal bezighouden» (meer bepaald het gecontroleerd storten ervan op een voor gifstoffen voorziene plaats).

Vooraleer te gebruiken in de moestuin wordt de stoelmest gedurende twee jaar gecomposteerd. Die tijd volstaat ruimschoots om alle antibiotica, maar ook alle restanten van medicijnen te verwijderen.

Composteren tijdens de winter

Hoewel we op dit vlak zelf geen ervaring hebben [14], blijkt uit de ervaringen die men terugvindt op andere websites, dat men in gematigde streken met een niet zo strenge winter het hele jaar door kan composteren.

In het in vergelijking met Canada over het algemeen gematigdere Amerikaanse klimaat, blijft Joseph Jenkins zijn keukenresten en BST-effluent gedurende de hele winter aan de compostbak toevoegen. Toch is het ontbindingsproces actiever vanaf de lente tot aan het ogenblik van de eerste vorst in de herfst.

In Canada is er nog steeds ontbinding aan het begin van de winter, maar het proces zal vertragen en zelfs stoppen, zeker in huishoudelijke compostbakken (van minstens een kubieke meter), tijdens perioden van strenge vorst. Voor een dergelijk compostvolume vermindert de bacteriële activiteit gevoelig als de omgevingstemperatuur onder de -10°C zakt. Over het algemeen blijft de temperatuur in de compostbak wel altijd hoger dan de omgevingstemperatuur dankzij de bacteriële activiteit binnenin.

Winters in Hongarije, met zijn continentaal klimaat, kunnen ook vrij streng zijn. Daar leren sommige ervaringen dat, wanneer het compostvolume groter is dan 2 m³, de hoop aan de binnenkant niet bevriest, zelfs niet als het wekenlang -20°C is. Wanneer op grote of op industriële schaal gecomposteerd wordt, dan blijft de interne temperatuur in de hoop door de grote omvang constant, ongeacht de buitentemperatuur.

Bij compostering in kleine volumes is de winter vooral een opslagseizoen. Als in de lente de dooi intreedt, komt de composthoop des te meer weer tot leven omdat de massa erg kruimelig geworden is door de afwisselende perioden van vriezen en dooien. Het uiteenvallen van de interne structuur (meer bepaald van de plantaardige cellen) bespoedigt het composteerproces. Composteren tijdens de winter in sneeuwrijke streken vergt wel enkele extra taken: er moet immers een doorgang van de woning naar de compostbak sneeuwvrij gemaakt worden, alsook de compostbak zelf. En zelfs tijdens de winter moet men ervoor zorgen dat de composthoop met een laag strooisel (bijvoorbeeld hooi of stro) bedekt wordt na toevoeging. Men beschikt dus best over een overdekte plaats om dit strooisel te kunnen bergen, het liefst zo dicht mogelijk bij de compostbak.

Volgens Joseph Jenkins volstaat een rijpingstijd voor de compost van twee jaar in zijn streek ( Pennsylvania, in het noorden van de VS). In streken met strenge winters zal de composteerduur waarschijnlijk iets langer dan twee jaar zijn vooraleer de compost zijn volle rijpheid bereikt heeft.

[1]
Deze paragrafen werden neergeschreven door André Leguerrier, voor de Canadese lezers en andere bewoners van noordelijke klimaatgebieden.

Het klaarmaken van het strooisel voor het BST

Bij de vragen over het strooiseltoilet komt geregeld de vraag terug over het strooisel zelf.

Vooreerst is er de kwestie van de hoeveelheden. Eén van de bezwaren die geopperd wordt ten aanzien van het BST is de bewering dat «in geval van veralgemening van dit soort toilet er nooit voldoende plantaardig materiaal zou zijn om alle toiletten te kunnen voorzien». In werkelijkheid volstaan de dode bladeren van één enkele boom om de strooiselbehoeften van één persoon gedurende een heel jaar te dekken. De productie van enkele tientallen of honderden hectaren hout zouden kunnen volstaan voor de strooiselbehoeften van een hele stad. Bovendien vormt de cellulosehoudende fractie van het huishoudelijke afval (vochtig papier, verpakkingskarton) een niet te verwaarlozen «bron» van strooisel.

Alle papierafval dat niet kan dienen om als papier gerecycleerd te worden, kan dienen ofwel als strooisel, ofwel om met effluent van turbotoiletten van stedelijke centra te doordrenken. Cellulosehoudende resten verbranden (in de vorm van pellets, biomethaan, biobrandstoffen, landbouw- en bosbouwresten, enz.) onder het mom van «energetische valorisatie» vormt een ernstige aanslag op de biosfeer. In het licht van het wereldwijde vraagstuk van de voedselvoorziening, zal in een toekomst die niet zo veraf ligt, de «energetische valorisatie van biomassa» een immorele beslissing blijken. In een duurzame wereld moet plantaardig en cellulosehoudend afval voorbehouden worden voor centra waar er effluent van toiletten of van veestallen in gedrenkt kan worden. De aldus geproduceerde compost vormt een onmisbare schakel in een duurzame wereldvoedselproductie.

Op het gevaar af in herhaling te vallen, moet nog eens gezegd worden: alle cellulosehoudende materiaal (van plantaardige oorsprong) kan dienen voor de aanmaak van strooisel. Eén van de beste vormen van strooisel wordt bereid aan de hand van alle soorten tuinresten: dode bladeren, grasmaaisel, haagscheersel, gesnoeide takjes van fruitbomen, gewiede planten, enz. Voor het gemak kan men zich een versnipperaar aanschaffen.

Bij de aankoop van een versnipperaar doet men er goed aan voor een kwalitatief toestel te kiezen. Versnipperaars met een klein vermogen (minder dan 2200 W) koopt men beter niet. Ze hebben maar een klein debiet en ze raken vaak verstopt. Men steekt meer tijd in het demonteren en in het deblokkeren ervan ... dan in het versnipperen. Lees in dit verband het artikel dat verscheen in Les quatre saisons du jardinage (De vier seizoenen van het tuinieren), nov-dec 2005, n°155, blz. 39 tot 42.

Persoonlijk voel ik mij wat ongemakkelijk met betrekking tot het gebruik van een versnipperaar, ook al betwist ik zijn nut niet. Deze machines verbruiken een niet onaanzienlijke hoeveelheid elektrische energie of vloeibare brandstof. Zeker voor dode bladeren en verwijderde niet-verhoute planten hoeft het niet echt, omdat zij bijna spontaan in kleine stukjes uiteenvallen na enkele maanden bewaring op een droge plaats, zodat ze een uitstekend strooisel vormen zonder inzet van nucleaire (elektrische) of energie of fossiele brandstof.

Men kan ook strooisel aanschaffen bij een schrijnwerker. Houtkrullen en –zaagsel zijn er gratis ter beschikking. Dit soort strooisel heeft als nadeel dat het veel stof voortbrengt [15]. Om stof te vermijden, gebruiken sommigen versnipperd papier uit een documentenvernietiger als strooisel. Dit levert strooisel van uitstekende kwaliteit, hoewel dit papier ook zou kunnen dienen om er gerecycleerd papier mee te produceren. In de handel is er ook plantaardig strooisel voor dieren beschikbaar. Nog anderen gebruiken verpakkingskarton als strooisel dat, na bevochtiging, gemakkelijk in kleine stukjes gescheurd kan worden. Ook dat is een uitstekend strooisel dat zich zeer goed laat composteren. De drukinkten worden tijdens de compostering volledig afgebroken zonder toxische resten na te laten. Wel moet men er op letten dat alle plastiek (kleefband, etiketten) en alle metaal (nietjes) verwijderd worden. Ook gescheurde papieren doekjes (keukenpapier, tafelservetten, papieren zakdoekjes) kunnen bij het strooisel.

[15]
Houtzaagsel kan als strooisel gebruikt worden, maar het is geen ideaal strooisel. Om die reden komt de Angelsaksische benaming «sawdust toilet» totaal niet overeen met de idee achter het BST. Ook in het Engels moet men de dingen bij hun naam noemen. Een BST (biogestuurd strooiseltoilet) is daar een BLT (biolitter toilet), of een «humanure toilet», zoals Joseph Jenkins nu zijn toilet benoemt..

Zaken die men niet mag gebruiken als strooisel in het BST

Aarde

De koolstof/stikstof-verhouding van onze ontlasting is niet groot genoeg voor de vorming van humus. Daardoor zal bij gebrek aan koolstof een groot gedeelte van de organische stikstof uit onze ontlasting verloren gaan door spontane mineralisering (omvorming tot nitraten, nitrieten en ammonium) wanneer hij vermengd wordt met aarde. Het bemestende vermogen van niet gecomposteerde dierlijke mest heeft dan ook juist met die mineralisering te maken, maar de werking ervan is net dezelfde als die van kunstmest [16].

[16]
Precies hetzelfde geldt voor de verspreiding van gedroogde mest uit waterloze toiletten die men in de handel vindt. In de bijgaande folders bij deze toiletten wordt die gedroogde mest dan ook valselijk «compost» genoemd.

Turf

Hoewel de koolstof/stikstof-verhouding met turf kan worden bijgeregeld, mag men toch niet vergeten dat het hier gaat om een product dat niet hernieuwbaar is. Bovendien stelt men vast dat turf, waarschijnlijk door zijn hoge zuurtegraad, minder goed geuren maskeert dan droge plantaardige resten [17].

[17]
Wie zich al eens heeft verdiept in de werken van Rudolph Steiner, kan perfect de diepere redenen begrijpen waarom turf niet voldoet om de koolstof/stikstof-verhouding van onze ontlasting bij te sturen. In plaats van deze werken zonder grondiger studie te verwerpen, zouden wetenschappers er goed aan doen ze beter te bestuderen. Ze zouden er mogelijke pistes voor vruchtbaar onderzoek in terugvinden.

Houtasse of kalk

Het sterk basisch karakter van deze stoffen verhindert de werking van micro-organismen voor de omvorming van organische stof in humus. Kleine hoeveelheden asse mogen eventueel wel op de composthoop, maar niet in een toilet. Oude boeren zeggen altijd: «kalk verrijkt de vader en ruïneert de zoon». Kalk en kalium (één van de bestanddelen van houtasse) versnellen de spontane afbraak van humus in de bodem, waardoor organische stikstof en fosfor snel vrijkomen. Het resultaat zal een hogere opbrengst zijn, maar wel ten nadele van de humusreserves in de bodem. Het bekalken van compost, wat door sommige landbouwspecialisten wordt aanbevolen, werkt tegen het bodemherstelproces in.

Voor diegenen die met de biodynamische teeltwijze werken

Waarschuwing

De hiernavolgende paragraaf richt zich in de eerste plaats tot mensen die biodynamische landbouw bedrijven. Deze techniek wordt door het merendeel van de landbouwexperten als niet-wetenschappelijk beschouwd, ondanks de bemerkenswaardige resultaten die er op het terrein mee behaald worden. Sommige wetenschappers zouden verkeerde conclusies kunnen trekken uit de hier gebrachte uiteenzetting. Het feit dat ik mij hier richt naar de beoefenaars van de biodynamische landbouw en hun taal gebruik, betekent niet noodzakelijk dat ik zonder enig voorbehoud aanhanger van de theorieën van Steiner ben. Anderzijds vind ik dat zelfs een wetenschapper van de «harde en zuivere lijn» bij het onderzoek van de ideeën van deze geniale persoonlijkheid, alsook van die van Louis-Claude Vincent of van Louis Kervran, een wetenschappelijke benaderingswijze moet volgen en zich aan de waargenomen feiten moet houden. Iets «gezamenlijk» verwerpen is geen wetenschappelijke, maar eerder een passionele houding. Bij mijn weten hebben echt maar weinig wetenschappers zich de moeite getroost om de ideeën van deze marginale onderzoekers grondig te bestuderen. Als men zich enkel beperkt tot beoordeling van de – vaak onhandige en soms onjuiste – formuleringen gebruikt door deze genieën, dan heeft men de neiging om «het kind met het badwater weg te gooien». De geschiedenis van de wetenschap kent vele gevallen van geniale ideeën die verworpen werden door tijdgenoten. Zoals Ignác Semmelweis (Hongaars arts aan het begin van de 19e eeuw, uitvinder van de antiseptische en aseptische wondbehandeling, nog vóór de ontdekking van bacterieën) zei, na volledig te zijn afgekraakt door het medische establishment van zijn tijd: «De waarheid triomfeert nooit, alleen de hekelaars ervan gaan dood!». De geschiedenis heeft hem, helaas, gelijk gegeven.

Voor de biodynamisten

Op de landbouwbeurs van 1924 vestigde Rudolf Steiner de aandacht op het feit dat het verschijnen van het bewustzijn bij de mens alle dynamische krachten uit de menselijke ontlasting weghaalt. Ondanks het feit dat stoelmest vanuit chemisch en biologisch oogpunt geschikt is voor de bemesting van gronden, maakt het «gebrek aan dynamiek» hem ongeschikt voor de biodynamische landbouw. Voor de behandeling van ontlasting stelde Steiner voor het zwart water uit te spreiden over prairiegrond.

Dat is meteen ook het bezwaar dat de volgelingen van de biodynamische landbouw maken tegen het composteren van BST-effluent.

Na de vele discussies met diegenen die al vele jaren aan biodynamische landbouw doen omtrent de compostering van ontlasting, dringen een aantal opmerkingen zich op.

Ten tijde van Steiner waren we met nog geen 3 miljard op deze planeet. Op dit ogenblik zijn er al meer dan 2 keer zoveel mensen en het aantal is nog steeds in stijgende lijn. Indien men zich in 1924 nog de luxe kon permitteren om de landbouwnutriënten in de ontlasting zomaar overal uit te spreiden, dan is dat vandaag de dag absoluut niet meer het geval. De menselijke biomassa in de biosfeer is bijna even groot als die van de runderen, maar gaat die van varkens vooraf (de biomassa van insekten overstijgt nog in grote mate die van runderen, en daarmee bezit de mensheid – voor wie hongersnood dreigt - een zeer opmerkelijke potentiële «voedselbron», maar dat is een ander verhaal...). Bijgevolg vormt de menselijke ontlasting geen «verwaarloosbare massa» meer, een «afvalstof» die men uit ons zicht kan «doen verdwijnen», of kan vernietigen onder het voorwendsel van «energetische valorisatie» (bio-methaan) of van «zuivering». De stikstof in de menselijke ontlasting alleen al vertegenwoordigt zo maar eventjes 40% van de stikstof gebruikt in de landbouw wereldwijd [18]. Onze ontlasting maakt integraal deel uit van de biosfeer die ons voedsel voortbrengt. In een wereld die duurzame ontwikkeling hoog in het vaandel draagt, kan men dit belangrijke feit niet meer naast zich neerleggen.

[18]
Dit cijfer werd genoemd in een publicatie die verscheen in het jaar 2000. Intussen is dit percentage waarschijnlijk al hoger. Ref.: M. Bertaglia, Seminarie over milieuvervuiling 1998-99. Katholieke Universiteit Leuven (België). Studiegroep Biologie.

De dynamiek van compost op basis van stalmest komt van «informatie» vanuit de kosmos opgevangen door de hoorns van de runderen. In het verteringssysteem van dit dier ondergaat het voedsel drie aparte fasen van een chaotische toestand. Tijdens deze toestand wordt de dynamische «informatie» doorgegeven. Steiner benadrukt echter dat het hier helemaal niet gaat over hoeveelheid, maar dat het een kwestie is van impulsen, versterkt door toegediende preparaten. Deze impulsen zijn in menselijke ontlasting niet aanwezig. Als men dus in een tuin enkel beschikt over tuinresten en het BST-effluent, zou men om dit probleem op te lossen een paar emmers koeienmest (bij voorkeur afkomstig van een biodynamische boerderij) bij de jaarlijkse composthoop van het gezin moeten voegen. Op een boerderij kan men simpelweg het BST-effluent bij de stalmest voegen. Het invoegen van de gezinscompost in de stalmest kan gebeuren op het ogenblik dat men de compostbak ledigt en de composthoop voor de tweede fase van het compostering opzet. Men kan de doeltreffendheid van de impulsen verhogen door de koeienmest met een gelijke hoeveelheid compost te mengen gedurende een twintigtal minuten met een schop op de compostbereidingswijze van Maria Thun. Door die mengeling krijgt de composthoop de impulsen van de koeienmest. Deze compost, behandeld met preparaten, zal een perfect dynamiserende werking hebben. Dat is ook onze ervaring na meer dan 20 jaar biodynamisch tuinieren.

De werking van het BST zelf is gebaseerd op een biodynamisch concept. Geurbeheersing gebeurt door toevoeging van plantaardig strooisel aan de stoelmest. Wetenschappers verklaren dit fenomeen doordat enzymatische reacties niet kunnen plaatsvinden omwille van de cellulose, wat absoluut correct is. Andere wetenschappers hebben opgemerkt dat stalmestcompost niet langer «slecht ruikt» van zodra de verhouding koolstof/stikstof (C/N) de 60 overschrijdt. Ook dat is waar, maar dat is niet de hele waarheid. Als men turf aan de stoelmest toevoegt, dan gaat de C/N-verhouding ook naar 60, maar de mengeling blijft desondanks slecht ruiken. Biodynamiek is de sleutel tot dit raadsel. Het regelen van de C/N-verhouding is dus niet voldoende voor geurbeheersing. Laten we daartoe even de aanbevelingen van Steiner in herinnering brengen, waarbij hij goede compost (die niet ruikt) omschrijft als een opnieuw gevormd levend organisme. In feite begint het composteerproces al van in het toilet zelf door de verbinding van etherische plantaardige (strooisel)krachten met dierlijke astraliteit die zich in de ontlasting bevindt. Door op deze wijze te handelen, maken wij een einde aan de chaotische afbraak (verrotting die slechtruikende stoffen voortbrengt) doordat we ze vervangen door een opbouwproces van humus in de bodem, dankzij dit nieuwe organisme dat astraliteit bevat gekoppeld aan etherische krachten. Vandaag begrijpt men het feit dat het scheiden van urine van de vaste fractie de noodzakelijke voorwaarden voor de vorming van dit nieuwe organisme onderdrukt, waardoor er in de zogenaamde Zweedse toiletten geurproblemen ontstaan die men enkel met ventilatie kan beheersen. In apart opgeslagen urine, waaraan geen plantaardig strooisel is toegevoegd, wordt het afbraakproces dat (slechtruikende) ammoniak voortbrengt door de enzymatische hydrolyse van het ureum, snel in gang gezet. De organische stof die op die manier afgebroken wordt is niet meer recupereerbaar voor de vorming van humus. De verdunde urine zal in de tuin als chemische meststof fungeren, met een niet te verwaarlozen hoeveelheid zeer giftige nitrietionen er bovenop, met als bestemming ondergrondse wateren. De Scandinavische toiletten die berusten op het principe van de scheiding tussen urine en vaste fractie, hercreëren het vervuilende proces zoals het bestaat bij dierlijke mest.

Opmerking: In dode en gedroogde plantaardige materie zijn de etherische krachten nog steeds aanwezig, zij het dan in latente vorm. Deze krachten worden opgewekt door de aanwezigheid van water of urine. Het fossiliseringsproces, met name de vorming van turf, doet de etherische krachten uit de plantaardige materie verdwijnen om plaats te maken voor materie van minerale aard.

Om verder te lezen, ga naar het hoofdstuk over Het BST in de handel.

BOVEN

Home - Inleiding - Ecologisch sanitair beheer en EAUTARCIE - Regenwater opvangen - Grijswaterbeheer - Waterloze toiletten - EAUTARCIE wereldwijd - Het gezamenlijke beheer van water en biomassa - Bezinningen over waterbeleid - Sitemap